• Volgens het BCFI is het globale effect van de griepvaccins bescheiden en op zijn minst onvolledig, zeker in de seizoenen waarin er onvolledige matching is tussen de vaccinvirussen en de circulerende virussen. Hun impact op morbiditeit en mortaliteit blijft door de kwaliteit van de studiegegevens hierover onduidelijk.
Recente updates van de Cochrane Reviews over het effect van influenzavaccinatie bij ouderen, COPD-patiënten, gezonde volwassenen en gezonde kinderen wijzigen dit standpunt niet. Het risico van influenzabesmetting daalt bij gevaccineerden: van 6% naar 2,4% bij ouderen; van 2,3% naar 0,9% bij gezonde volwassenen; van 30% naar 11% bij gezonde kinderen van 2 tot 16 jaar. Bij COPD-patiënten vermindert vaccinatie het aantal influenza-gerelateerde exacerbaties.

• Europese (niet-Belgische) eerstelijnsgegevens (o.a. uit Spanje, Denemarken, Verenigd Koninkrijk) tonen voor het seizoen 2018-2019 een vaccin-effectiviteit tegen influenza A van 32 tot 43%. De vaccin-effectiviteit specifiek tegen influenza A(H3N2) was zeer laag of statistisch niet significant.

• Bij personen met hoog risico van complicaties, zeker de patiënten met onderliggend lijden en immuungedeprimeerden, de risico-batenverhouding van influenzavaccinatie gunstig is. Deze personen behoren tot de prioritaire groepen voor vaccinatie zoals vooropgesteld door de HGR.
De richtlijn “Preventie van influenza in de huisartspraktijk” beveelt vaccinatie het sterkst aan voor patiënten met chronische ziekten, ouderen opgenomen in een woon-zorgcentrum en zwangere vrouwen. Bij andere groepen (bv. thuiswonende personen ouder dan 65 jaar, gezondheidszorgpersoneel) wordt in de richtlijn aanbevolen om de vaccinatie te “overwegen”. Verder onderzoek is vereist om te weten in welke mate vaccinatie van het gezondheidspersoneel een effect heeft op influenza-gerelateerde morbiditeit en mortaliteit bij de kwetsbare patiënt.

Bron:
BCFI. Influenza 2019 – 2020. Folia Pharmacotherapeutica. Augustus 2019