FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Hepatitis Bprint

Hepatitis B bij bewoners van een bejaardentehuis te Antwerpen

gepubliceerd op zondag 1 mei 2005

Een melding van een acute hepatitis B bij een drieëntachtigjarige dame die al geruime tijd in een bejaardeninstelling verbleef, leidde in 2002 tot het ontdekken van viergelijkaardige acute infecties bij de medebewoners. Aan de basis lag het gemeenschappelijk gebruik van een capillaire prikpen voor de bepaling van glycemie.

Patiënten met een acute hepatitis B-infectie waren personen met gestoorde transaminasen die of IgM anti-HBc-antistoffen vertoonden, of een seroconversie hadden van HBsAg negatief naar HBsAg-positief. Patiënten met gestoorde transaminasen werden tevens gescreend op de aanwezigheid van anti-HAV en anti-HCV-antistoffen. Dragers van HB-antigenen waren patiënten die gedurende meer dan zes maanden HBsAg-positief en al dan niet HBeAg-positief waren.

Behalve de vijf acute gevallen waren er nog drie dragers van HBsAg en HBeAg waarvan niet kon aangetoond worden wanneer zij besmet waren. Ofwel fungeerden ze als bron, ofwel waren het toch co-infecties (gelijkaardige infecties maar met een andere bron). Vermits ze alledrie ook HBeAg-positief waren, was er sprake van hoge besmettelijkheid en moesten er voor hen extra preventiemaatregelen worden uitgewerkt.

De capaciteit van dit bejaardentehuis bedroeg in 2003 vierentachtig bewoners. In totaal verbleven er in deze instelling tijdens de volledige onderzoeksperiode, die liep van december 2002 tot april 2003, zevenennegentig personen. De gemiddelde leeftijd van de bewoners was vierentachtig jaar (58-103) en 66% van de bewoners waren vrouwen. Er waren zevenenveertig verzorgende personeelsleden die nauw contact hadden met de bewoners.
Bij de vijf patiënten met een acute HB-infectie, die al meerdere jaren in het home verbleven, waren er vier vrouwen. De gemiddelde leeftijd was zevenentachtig jaar. Bij het personeel, waarvan iedereen bij de indiensttreding gevaccineerd werd of was, werd geen HB infectieofdragerschap aangetoond. Twee patiënten overleden kort na de diagnosestellin gaan de gevolgen van een fulminante HB (40%).

Infectiebron

Een infectiebron bij het personeel was onwaarschijnlijk omdat alle personeelsleden gevaccineerd waren tegen hepatitis B en dat screening geen dragerschap aantoonde. De klassieke infectiebronnen zoals intraveneus druggebruik of onveilige seks, konden eveneens uitgesloten worden.
Opmerkelijk was dat vier van de vijf hepatitis B patiënten een insuline-dependente diabetes hadden en regelmatig een capillair bloedonderzoek kregen. Patiënten die geprikt werden met een gemeenschappelijke capillaire prikpen voor het bepalen van de glycemie, hadden een 8,7 maal hoger risico om de ziekte op te lopen (RR=8,7; p=0,046) (tabel 1). Uit het onderzoek bleek dat er per afdeling een gemeenschappelijke capillaire prikpen gebruikt werd. Per patiënt werden wegwerplancetjes gebruikt. Bij controle van één van de pennen bleek dat het plastic platformpje waar het lancetje in aangebracht werd, met bloed besmeurd was.
Eén van de patiënten onderging manifest geen capillaire bloednames. Bij haar moet de infectie op een andere manier overgedragen zijn. Mogelijkheden zijn met bloed besmette handen van verzorgend personeel, pedicure of haarverzorging of andere onbekende bronnen. Het pedicuremateriaal werd incidenteel gereinigd en alle patiënten lieten hun haar in het rusthuis verzorgen, waarbij telkens eenzelfde scheermes werd gebruikt. Andere risico-elementen konden niet in kaart gebracht worden.

Door strikt hygiënische procedures in te voeren (een eigen pedicureset voor elke patiënt, de kapper maakt geen gebruik meer van het klassieke scheermes), het afschaffen van het gebruik van een gemeenschappelijke capillaire pen en het vaccineren van vatbare bewoners tegen hepatitis B in een schema van 0,1,6 maand kon een verder uitdijen voorkomen worden. Bij 9,8% konden na de vaccinatie anti-HBs-antistoffen worden vastgesteld.
De vaststelling dat slechts bij een beperkt percentage van de gevaccineerde oudere bewoners een serologisch antwoord gevonden kon worden, bevestigt de bekende problemen van beperkte doeltreffendheid van een hepatitis B-vaccinatie bij ouderen.

Het vaccineren van oudere personen die in een rustoord zijn opgenomen, en waarbij er een risico bestaat voor infectie met hepatitis B, blijft ter discussie staan. Er zijn verschillende argumenten die pleiten voor een vaccinatie : het moeilijk te vermijden risico, de impact (schade) van een mogelijke besmetting en de becherming die kan geboden worden via een vaccinatie. Een probleem blijft de verminderde immunogeniciteit van het vaccin bij ouderen en de wetenschap dat men soms na de feiten komt. Eventueel impliceert dit dat het vaccinatieschema en de dosis van het vaccin dienen aangepast te worden of dat men preventief dient te vaccineren.
Een bijkomend probleem is de niet opgeloste financiële te gemoetkoming bij vaccinaties in rustoorden. Het ontdekken van deze cluster heeft inieder geval geleid tot het bijsturen van de richtlijnen en tot overleg over de aanpak en de sturing van een incident.

Deze casus wijst ook op de noodzaak om in een rusthuis te beschikken over adequate, uitgeschreven en gecontroleerde procedures bij het gebruik van capillaire prikpennen, pedicure en haarverzorging. In twee andere rustoorden werden in 2004 acute gevallen van hepatitis B ontdekt. Ook hier bleek het gebruik van collectieve prikpennen de vermoedelijke oorzaak van de infectie. Sedertdien mogen pennen slechts individueel gebruikt worden. Tevens werden er strikte richtlijnen opgesteld voor capillaire bloednames en pedicure in rustoorden.

Dr Koen De Schrijver
Gezondheidsinspectie Antwerpen

Bron:
De Schrijver K, Maes I, Van Damme P, Van Ranst M. Een hepatitis B-outbreak bij bewoners van een Antwerps rusthuis. Epidemiologsich bulletin van de Vlaamsegemeenschap 2004; 3: 7-11.


Abonneer u op de nieuwsbrief