Zwangerschap en vaccinatie
Maternale vaccinatie: een hulpmiddel om de baby te beschermen
Dankzij vaccinatie van zwangere vrouwen kan de immuniteit van de baby worden verbeterd en kunnen infecties van bij de geboorte worden voorkomen.
Deze strategie wordt met succes toegepast voor de preventie van neonatale tetanus, kinkhoest en griep. Ze zou ook kunnen worden gebruikt om onder meer septicemie bij baby’s en bronchiolitis bij zuigelingen te voorkomen. Er bestaan echter grote kennishiaten met betrekking tot de immunobiologie van de maternale vaccinaties.
Onderzoekers van de Université Libre de Bruxelles, University of Oxford, University of British Columbia, University of Western Australia en University of California San Francisco identificeerden in opdracht van de Bill & Melinda Gates Foundation prioritaire onderzoeksassen op het gebied van maternale vaccinatie.
Wereldwijd sterven naar schatting jaarlijks 2,9 miljoen baby’s. Naar schatting 20 procent van deze sterfgevallen is te wijten aan een infectie. Vaccinatie van zwangere vrouwen is een belangrijk hulpmiddel om de gezondheid van baby’s te verbeteren: ze maakt het mogelijk de hoeveelheid antistoffen die door de placenta worden overgedragen, te verhogen en baby’s op die manier te beschermen tegen infectieziekten die optreden in de eerste levensmaanden, tot het risico niet meer bestaat (bijv. groep B streptokokken) of tot het kind zelf kan gevaccineerd worden (bijv. pertussis).
Bovendien vermindert vaccinatie van de moeder de kans op dragerschap en ziekte, en dus op overdracht op het kind. Ook beschermt vaccinatie de moeder en het ongeboren kind tegen de soms ernstige gevolgen van een infectie (bijv. griep). Tijdens de zwangerschap zijn vrouwen door veranderingen in het immuunsysteem gevoeliger voor griep. Daardoor lopen ze een groter risico om complicaties te ontwikkelen of kunnen ze ernstiger ziek worden.
Effecten van de zwangerschap
Tijdens de zwangerschap treden belangrijke wijzigingen op in het maternaal immuunsysteem. Die aanpassingen zijn nodig voor de overleving van de foetus, maar interfereren waarschijnlijk met het immuunantwoord op vaccinale antigenen. Bovendien beïnvloedt de zwangerschap de activiteit van de immunitaire B-cellen en de productie van immunoglobulinen IgG. De aanwezigheid van chronische aandoeningen (bijv. malaria) heeft eveneens een invloed op het vaccinale antwoord. Al deze mechanismen zijn nog niet precies bekend.
Overdracht van immuniteit
Door vaccinatie van de zwangere vrouw wil men de maternale immuniteit en de transfer hiervan op het kind verhogen. De transfer van maternale immuniteit is cruciaal voor de antimicrobiële bescherming tijdens de eerste levensmaanden, tot de baby zelf voldoende immuniteit heeft verworven (door vaccinatie of blootstelling aan pathogenen).
De bescherming van het pasgeboren kind berust op twee mechanismen: het actieve transport van maternale IgG via de placenta en borstvoeding.
• IgG zijn de enige antilichamen die direct doorgegeven worden via de placenta. Dat gebeurt vooral na de 28ste zwangerschapsweek. Bij een premature geboorte worden dus minder antilichamen doorgegeven. Het aantal antilichamen dat wordt doorgegeven is afhankelijk van tal van factoren, zoals de specifieke soort en ondergroep IgG, chronische infecties van de zwangere vrouw, de aanwezigheid van hypergammaglobulinemie, enzovoort. Ook de progressieve daling van de maternale antilichamen bij het kind wordt door tal van factoren beïnvloed.
Daarom is het belangrijk dat het kind kan beschikken over een minimale concentratie maternale antilichamen voor een klinische bescherming, en dit tot op het ogenblik dat het zelf over een voldoende sterke actieve immuniteit beschikt of tot de risico’s geweken zijn.
Anderzijds kunnen de maternale antilichamen interfereren met de immuunrespons van het kind, zowel kwantitief (het aantal antilichamen) als kwalitatief (de activiteit van de antilichamen tegen antigenen).
• Het belang van borstvoeding wordt onderstreept door het lagere risico op infecties en voortijdig overlijden. De ontwikkeling van het immuunsysteem van het kind wordt gestimuleerd door de immuuncomponenten in de moedermelk (hoge concentraties maternaal IgA) die bijdragen tot langdurige immuniteit ter hoogte van de slijmvliezen. Diverse studies hebben aangetoond dat de specifieke IgA tegen o.m. griep, kinkhoest, RSV, pneumokokken en meningokokken toenemen bij vaccinatie van de moeder tijdens de zwangerschap tegen deze infecties.
De moedermelk bevat ook IgG (tien keer minder dan IgA), en de concentraties hiervan nemen toe met de duurtijd van de borstvoeding.
Er blijven echter veel vragen bestaan over de preciese vaccinale respons tijdens de zwangerschap, over de transfers en de persistentie van de maternale immuniteit bij de zuigeling, en over de interacties tussen de maternale antilichamen en het immuunsysteem van de zuigeling.
Prioritaire onderzoeksassen
De vaccinatiestrategie tijdens de zwangerschap is specifiek voor elke infectieziekte, waardoor het soms complex is om combinatievaccins te gebruiken.
In deze studie identificeerden de onderzoekers op basis van literatuuronderzoek en advies van experten uit de academische, farmaceutische en beleidswereld twintig prioritaire onderzoeksassen met betrekking tot vier ziekten: pertussis, influenza, groep B streptokokken en respiratoir syncytiaal virus (RSV).
De 20 belangrijkste kennishiaten
Vaccinatie tijdens de zwangerschap
1. Effect van het vaccinaal antigeentype op de maternale immuunrespons.
2. Effect van de gezondheid van de moeder op de maternale immuunrespons.
Transplacentale transfer van antilichamen
3. Effect van het tijdstip van vaccinatie op de netto transfer van IgG antilichamen.
4. Effect van het antigeentype op de transfer van IgG antilichamen
5. Effect van zwangerschapscomplicaties op de transfer van IgG antilichamen.
Bescherming van de foetus en het pasgeboren kind
6. Effect van maternale vaccinaties op de navelstreng antilichaamwaarden.
7. Effect van maternale vaccinaties op de immuunrespons van het kind.
8. Klinische relevantie van de interferentie van de passieve immunisatie door vaccinatie van de moeder met actieve immunisaties van het kind.
9. Effect van maternale antilichamen op de ’effector’ en ’geheugen’ B-cellen van kinderen.
10. Modulering van de immuuncomponenten in de moedermelk door vaccinatie, en het effect hiervan op de immuniteit van het kind.Pertussisvaccinatie
11. Beschermingscorrelaties (vereiste concentratie antilichamen) tegen kolonisatie, ziekte en overlijden.
12. Noodzaak van meerdere pertussis antigenen, rol van het pertussis toxine.
13. Reactogeniciteit van herhaalde dosissen van tetanus, difterie en acellair pertussis vaccin in opeenvolgende zwangerschappen.Groep B streptokokken vaccin
14. Beschermingscorrelaties (vereiste concentratie antilichamen) tegen kolonisatie, ziekte en afloop.
15. Serotype specifieke immunogeniciteit, transfer en bescherming
16. Effect van serotype op de beschermingscorrelaties.
17. Effect van het dragereiwit op de immuunrespons van het kind.RSV-vaccin
18. Beschermingscorrelaties (vereiste concentratie antilichamen) tegen ziekte en overlijden.
19. Bescherming tegen lage luchtweginfecties.
20. Impact van bestaande immuniteit op de maternale respons.
De auteurs adviseren om de impact te bestuderen van de aard van het vaccinale antigeen op de respons op vaccins bij zwangere vrouwen en op de overdracht van antistoffen op de baby. Maternale antistoffen kunnen de vaccinale respons bij de baby moduleren. Dankzij de studie van de immunologische mechanismen die een rol spelen in deze modulatie kunnen maternale en pediatrische vaccinatie in de toekomst efficiënt geïntegreerd worden.
Referentie
Marchant A, Sadarangani M, Garand M, et al. Maternal immunisation: collaborating with mother nature. Lancet Infectious Diseases. 2017. 17 (7): e197-e208.