Deze vraag bestaat eigenlijk uit twee delen: ten eerste of het zin heeft om een vrouw te vaccineren die al een letsel heeft, en ten tweede of het virus hierdoor kan worden geëlimineerd.
• Het heeft wel degelijk zin om een vrouw die besmet is met één HPV-type, nog te vaccineren.
Een blijvende infectie van de baarmoederhals met een of meer van de 15 oncogene HPV types is de oorzaak van baarmoederhalskanker. Dit is de vierde meest frequente kanker bij vrouwen in België, na borstkanker, dikkedarmkanker en longkanker. Samen zijn de HPV-types 16 en 18 wereldwijd verantwoordelijk voor minstens 70 procent van alle baarmoederhalskankers. Een besmetting met deze types geeft het hoogste risico voor een latere maligne ontaarding.
De twee beschikbare HPV-vaccins (het AS04 geadjuvanteerde HPV 16/18 vaccin Cervarix® en het HPV 6/11/16/18 vaccin Gardasil®) beschermen tegen deze beide types.
Indien de vrouw besmet is door één van de andere oncogene HPV-types is vaccinatie zeker aan te bevelen.
Indien de vrouw besmet is met één van de twee HPV-types die in de vaccins zijn opgenomen (type 16 of 18), dan biedt het vaccin nog altijd bescherming tegen het andere type. Bovendien moet men ook rekening houden met de aangetoonde kruisbescherming door de HPV-vaccinatie tegenover andere oncogene HPV-types.
Het heeft geen nut om voor de HPV-vaccinatie een HPV-test af te nemen. De kans op een gecombineerde infectie met HPV 16 en 18 is immers zeer klein en de antistofreactie en het immuungeheugen door vaccinatie zullen het individu in de toekomst beter beschermen dan de natuurlijke immuniteit. Het is immers gebleken dat vrouwen die een HPV-infectie zelf geklaard hebben (DNA-negatief, seropositief), opnieuw kunnen besmet worden met hetzelfde HPV-type en hierdoor premaligne letsels ontwikkelen, terwijl dat bij HPV-gevaccineerde vrouwen niet gebeurt. De natuurlijke immuniteit tegenover HPV is dus onvoldoende.
Bovendien hebben epidemiologische data uit de grote klinische trials met de twee beschikbare HPV-vaccins aangetoond dat de meeste seksueel actieve vrouwen kunnen beschermd worden door een HPV-vaccinatie omdat zij nog niet in contact geweest zijn met de HPV types 16 en 18 (1,2). Minder dan 0,5 procent van de seksueel actieve vrouwen tussen 15 en 25 jaar in de vaccinstudies waren besmet met zowel de HPV types 16 en 18 op het ogenblik van de vaccinatie. Ongeveer 80% en 70% van de 15-17 en de 18-25 jarige vrouwen respectievelijk, hadden geen enkele aanwijzing voor een actieve of doorgemaakte (DNA-negatief, seronegatief) infectie met HPV 16 en 18.
Bijkomende voordelen zijn dat HPV-gevaccineerde vrouwen minder verwezen worden voor colposcopie omwille van abnormale cytologie en ook minder cervixbiopten en conisaties ondergaan. Dit voorkomt niet alleen veel stress, kosten en ongemakken, maar verlaagt ook het risico op een premature bevalling door een conisatie in het geval van zwangerschap. Er zijn aanwijzingen vanuit de vaccinstudies dat vrouwen die een conisatie ondergaan na een HPV- vaccinatie, minder risico lopen op een recidief van cervicale, vaginale en vulvaire HPV-gerelateerde pathologie.
De doelgroep voor de grootschalige HPV-vaccinatieprogramma’s op populatieniveau zijn weliswaar preadolescente meisjes vóór het eerste seksueel contact. Vanuit het standpunt van volksgezondheid hebben deze meisjes inderdaad het grootste voordeel omdat zij nog niet besmet zijn met HPV. Maar er zijn dus voldoende argumenten om de HPV-vaccins niet enkel voor te behouden voor meisjes vóór het eerste seksueel contact. De meeste Europese landen, Australië, Canada en de Verenigde Staten adviseren trouwens de ‘catch-up’ vaccinatie van vrouwen tot 26 jaar.
Zelfs tussen 24 en 45 jaar zijn beide HPV-vaccins veilig, voldoende immunogeen en klinisch efficiënt om persisterende HPV-infecties en hun premaligne verwikkelingen te voorkomen (3,4,5).
De HPV-vaccins kunnen dus zeker aangeraden worden aan alle vrouwen die door seksuele contacten blootgesteld zijn aan HPV en aan vrouwen met een HPV-gerelateerde pathologie.
Ook voor vrouwen die gevaccineerd zijn, blijft de screening met uitstrijkjes nodig omdat de preventieve HPV-vaccins ondanks de kruisbescherming, niet beschermen tegen alle mogelijke oncogene HPV-types. Men raadt na een HPV-vaccinatie voorlopig dezelfde screening aan als bij niet-gevaccineerde vrouwen.
• Wat het tweede element van de vraag betreft, moet erop gewezen worden dat de HPV-vaccins geen therapeutisch effect hebben om een bestaande HPV-infectie (DNA-positief, seronegatief of seropositief) of een letsel te behandelen.
Prof. Dr. Willy Poppe
Diensthoofd Gynaecologie,
UZ Gasthuisberg Leuven
Referenties :
1. Paavoonen J, Naud P, Salmeron J, et al. Efficacy of the HPV-16/18 AS04-adjuvanted vaccine against cervical infection and pre-cancer caused by vaccine and non-vaccine types (PATRICIA): final analysis of a double blind, randomized study in young women. Lancet 2009; 374: 301-314.
2. FUTURE II Study Group. Quadrivalent vaccine against human papillomavirus to prevent high-grade cervical lesions. N Eng J Med 2007; 356: 1915-1927.
3. EMEA. Cervarix summary of product characteristics EMEA/H/C/721II/17-11. Available at: http://ec.europa/health/documents/community-register/html/h419.htm. Accessed 15 september 2010.
4. EMEA. Gardasil summary of product characteristics EMEA/H/C/703/II/26. Available at: http://ec.europa/health/documents/community-register/html/h357.htm#ProcList. Accessed 15 september 2010.
5. Munoz N, Manalastas R, Jr., Pitisuttithum P, et al. Safety, immunogenicity, and efficacy of quadrivalent human papillomavirus (types 6, 11, 16, 18) recombinant vaccine in women aged 24-45 years: a randomized, double-blind trial. Lancet 2009; 373: 1949-1957.