1. Vaccins op basis van gedode of geïnactiveerde virussen, kapselpolysacchariden, anatoxines, gedode bacteriën en sub-unit vaccins stellen geen enkel probleem.
Omdat de immuunrespons bij immunodepressie minder goed is, kunnen hogere doses en rappels zijn aangewezen.
Rappels tegen tetanus en difterie zijn aangewezen (Tedivax pro adulto). Indien geen basisimmunisatie gebeurde, dienen 3 injecties met hetzelfde vaccin te worden toegediend volgens het schema opgegeven in Vax Info nr 16, p. 8.
Pneumococcusvaccin en influenzavaccin worden algemeen aanbevolen voor patiënten met verzwakte immunologische afweer.
De meeste experts menen dat ook Hib-vaccin moet worden toegediend wegens het verhoogd risico op invasieve Hib-infecties.
Wegens de hoge titers van antilichamen tegen hepatitis B, is revaccinatie hiertegen niet noodzakelijk.
Wegens de aard van het beroep en de reizen, is vaccinatie tegen Hepatitis A aangewezen indien geen antilichamen tegen Hepatitis A worden teruggevonden in het serum Ig G. Vaccinatie met het geïnactiveerd buiktyfus-vaccin dient enkel te worden aanbevolen indien reizen in onhygiënische omstandigheden in ontwikkelingslanden worden gepland. In dit laatste geval dient ook te worden overwogen een rappelvaccin toe te dienen tegen polio. Dit gebeurt best met het geïnactiveerd vaccin volgens Salk (e-IPV, Imovax).
2. Levend afgezwakte vaccins zijn tegenaangewezen.
Dit betekent geen oraal poliovaccin, geen vaccin tegen gele koorts en geen oraal buiktyfusvaccin.
Voor BCG-vaccinatie is er geen aanwijzing. Het mag ook niet worden toegediend.
Het trivalent vaccin tegen mazelen, bof en rubella mag niet worden toegediend. Indien de patiënt geen mazelen heeft doorgemaakt (serologisch te controleren), dan moet immunoglobuline worden ingespoten bij contact met mazelen (0,5 ml/Kg tot 15 ml voor immuungedeprimeerde patiënten) binnen de 5 dagen na het contact.
Drie maanden na het stopzetten van de immunosuppressieve medicatie, mogen alle vaccins worden toegediend.