Varicella
Incidentie en gevolgen in België
Varicella is doorgaans een goedaardige infectie, maar ze kan toch verantwoordelijk zijn voor complicaties en opnames in het ziekenhuis. Een Belgische studie brengt de incidentie en gevolgen in kaart.
Varicella (wind- of waterpokken) wordt veroorzaakt door het varicella zoster virus (VZ), een van de herpesvirussen. De infectie manifesteert zich meestal door een huiduitslag, beginnend op hoofd of romp, met kleine, vaak heftig jeukende papeltjes overgaand in vesikels met rode hof en heldere inhoud. Dit gaat gepaard met koorts en algemene malaise. Soms kunnen (meestal cutane) complicaties en bacteriële surinfecties van de huidlaesies optreden. Vooral op (jong-)volwassen leeftijd en bij zwangeren kunnen de ziekteverschijnselen heviger zijn, maar soms ook bij kinderen. Personen met een verminderde weerstand kunnen ernstige complicaties krijgen zoals pneumonie, encefalitis en neurologische en hematologische stoornissen. Indien een zwangere vrouw varicella oploopt tijdens het eerste trimester van haar zwangerschap, kan de baby misvormingen vertonen.
Vaccinatie
Sinds de jaren zeventig bestaat er een levend afgezwakt vaccin tegen varicella. Dit vaccin, dat veilig en efficiënt is, is sinds meer dan 10 jaar in meerdere landen opgenomen in het vaccinatieprogramma, onder meer in de Verenigde Staten, Canada, Australië en Duitsland.
Meerdere Amerikaanse en Europese studies hebben aangetoond dat de veralgemeende vaccinatie leidt tot een daling van de incidentie met minstens 88 %, alsmede van de daarmee geliëerde complicaties, hospitalisaties en mortaliteit. Alhoewel er een lichte verschuiving van de incidentiepiek naar iets oudere kinderen wordt vastgesteld, heeft de vaccinatie een positief effect in alle leeftijdsgroepen.
Op basis van langdurige epidemiologische opvolgstudies wordt nu een vaccinatieschema in twee dosissen aanbevolen om epidemische opstoten te voorkomen, de vaccinatie-efficiëntie te verbeteren en de groepsimmuniteit te verhogen.
Ondanks de positieve effecten van vaccinatie wordt de veralgemeende vaccinatie slechts in 5 van de 28 landen van de Europese Unie aanbevolen. Belangrijkste argument om niet te vaccineren is de ongunstige kosten/baten verhouding en het feit dat er nu eenmaal budgettaire keuzes moeten worden gemaakt. Bovendien blijkt uit studies een tijdelijke toename van het aantal gevallen van zona na de invoering van de veralgemeende vaccinatie. Reden daarvan is de daling van de natuurlijke rappels omdat het virus minder in de bevolking circuleert.
Epidemiologie
In België wordt het aantal gevallen van varicella geraamd op 113.000 per jaar. Dat zorgt voor 28,8 tot 35,7 huisartsconsultaties per 10.000 inwoners per jaar. Vermits de vaccinatie niet is opgenomen in het vaccinatieprogramma wordt de vaccinatiegraad geschat op minder dan 2,5 % voor een schema met 2 dosissen.
Belgische studie
Een recente studie analyseerde gegevens van alle gevallen van varicella bij kinderen van 0 tot 15 jaar die gedurende één jaar (tussen 1 november 2011 en 31 oktober 2012) werden opgenomen in een pediatrische afdeling in België. Het ging om 101 ziekenhuizen of 97,7% van alle pediatrische bedden in ons land.
Hospitalisaties
Tijdens de studieperiode werden 552 kinderen gehospitaliseerd wegens varicella. De incidentie bedroeg 29,5 per 100.000 personen per jaar; de incidentie van complicaties bij de gehospitaliseerde patiënten bedroeg 19 per 100.000 personen per jaar. De incidentie van hospitalisaties en complicaties was het hoogst bij jonge kinderen (1 tot 4 jaar). Het percentage gevallen met complicaties was bijna gelijk bij kinderen tussen 1 en 4 jaar en kinderen van 5 tot 14 jaar (resp. 78 en 75 %), maar lag veel lager bij kinderen jonger dan één jaar (51 %).
De piek van hospitalisaties komt overeen met de bekende seizoenfluctuaties van de infectie, met name op het einde van de lente (mei en juni). Dat was ook het geval bij de huisartsconsultaties met 495 consultaties per 10.000 kinderen in dezelfde periode.
Door deze gegevens te combineren kan men het hospitalisatierisico van varicella ramen op 1,6 % bij kinderen van 1 tot 4 jaar.
Een meerderheid van de gehospitaliseerde kinderen was jonger dan 4 jaar. 14 % had een onderliggende chronische aandoening. 40 % van de kinderen (79/552) had bij opname een ernstige vesiculaire eruptie. De mediane periode tussen de eerste verschijnselen en de opname was 3 dagen.
Belangrijkste redenen voor hospitalisatie waren een vermoeden van een bacteriële infectie (49%), de verslechterende toestand (20%), anorexie en/of deshydratatie (11%), neurologische complicaties (10%), een pneumonie (9%), aanhoudende hoge koorts (6%), een stomatitis (5%), een onderliggende aandoening (5%), de leeftijd van jonger dan drie maanden (3%) en sociale redenen (3%). 34% van de kinderen jonger dan 3 jaar werd opgenomen omwille van hun snel verslechterende toestand, hoge koorts of voedingsproblemen.
Complicaties
60 % van de kinderen (357/552) vertoonde een of meer complicaties, waarvan de meerderheid (235 kinderen) bacteriële surinfecties (met uitzondering van pneumonie). 204 kinderen hadden infecties van huid- en slijmvlies.
56 kinderen (10 %) hadden neurologische complicaties, waarvan 29 met koortsconvulsies, 13 met cerebellaire ataxie, 6 met encefalitis en 2 met meningitis. 49 kinderen hadden een pneumonie, waarvan 21 van virale oorsprong en 28 (waarschijnlijk) van bacteriële oorsprong.
Zeldzame complicaties waren een hemorragische vesiculaire rash (2 gevallen), een staphylococcal scalded skin syndroom (1 geval) en vasculaire purpura (1 geval).
Slechts 26 % van de kinderen kreeg een behandeling met aciclovir, gedurende mediaan 5 dagen. 58 % van de kinderen (322/552) kreeg een antibioticakuur (de helft intraveneus) van mediaan 7 dagen.
Bij 15 kinderen (3 %) was een chirurgische ingreep nodig (drainage van pleuraal vocht of een abces, debridement van de letsels, enz.).
20 kinderen (4 %) dienden op een pediatrische spoedafdeling te worden opgenomen voor een mediane duur van 5 dagen.
Eén meisje van 17 maanden overleed aan de gevolgen van een septicimie 6 dagen na de eerste verschijnselen. Men vermoedt dat het ging om een toxisch-shock syndroom ten gevolge van ß-hemolytische streptokokken van groep A. De mortaliteitsincidentie bedraagt dus ± 0,2 % bij de gehospitaliseerde patiënten. Op basis van de overlijdenscertificaten wordt de mortaliteit door varicella in België geschat op ± 0,5/1.000.000 in de pediatrische populatie (0 - 15 jaar).
Vier van de 552 gehospitaliseerde kinderen (1%) hadden blijvende sequellen na de infectie: artritis, ataxie, complexe epilepsie of tromboflebitis. 9 % van de kinderen (51/552) had persisterende cutane laesies.
Belang en beperkingen van deze studie
Mogelijk zijn niet alle gevallen van hospitalisatie wegens varicella in deze studie opgenomen, omdat sommige patiënten bijvoorbeeld waren opgenomen voor een bacteriële infectie, zonder dat een verband werd gelegd met varicella. Bovendien laat een studie over één jaar niet toe om uitspraken te doen over jaarlijkse fluctuaties.
Deze studie toont wel dat varicella een belangrijke impact heeft, vooral bij kinderen tussen 0 en 4 jaar. Studies in andere Europese landen komen tot vergelijkbare resultaten.
Besluit
Varicella is in ons land een niet onbelangrijke reden voor hospitalisatie (risico ongeveer 1,6 % van alle kinderen met varicella) en complicaties bij voordien gezonde kinderen. Deze studie brengt argumenten aan over het nut van een veralgemeende vaccinatie tegen varicella. Men dient evenwel nog de resultaten van langetermijnstudies af te wachten over de effecten en de kosten/baten van vaccinatie in landen waar de vaccinatie is opgenomen in het vaccinatieprogramma.
Bron:
S. Blumental, M. Sabbe and P. Lepage. Varicella paediatric hospitalisations in Belgium : a 1-year national Survey. Arch Dis Child. 2016 ; 101 : 16-22. doi:10.1136/archdischild-2015-308283.