FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

HPV (humaan papillomavirus)print

De puntjes op de i

gepubliceerd op zaterdag 1 december 2007

Naar aanleiding van het rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) over de HPV-vaccinatie (HPV Vaccinatie ter Preventie van Baarmoederhalskanker in België : Health Technology Assessment), is enige discussie ontstaanover de precieze impact van deze vaccinatie. Beide beschikbare vaccins beschermen tegen HPV types 16 en 18 (Gardasil™) beschermt ook tegen de niet-oncogene types HPV 6 en 11. Klinische studies hebben aangetoond dat beide vaccins tot 100% bescherming bieden tegen precancereuze cervicale letsels (zg. CIN 2 en 3), en dus ook tegen invasieve baarmoederhalstumoren die door de twee HPV-types worden veroorzaakt. Vermits ongeveer 70% van de baarmoederhalskankers veroorzaakt worden door deze twee HPV-types, kan men extrapoleren dat de universele vaccinatie een theoretische bescherming van ong. 70% zou kunnen bieden, tenminste bij vrouwen die nog niet eerder geïnfecteerd werden (zoals jonge meisjes vóór hun eerste seksueel contact). In het recent rapport van het KCE worden deze gegevens vanuit een ander standpunt bekeken. “Recentere detectietechnieken hebben aangetoond dat in een aantal kankers die HPV 16/18 bevatten, ook andere hoogrisico HPV genotypes aanwezig kunnen zijn. In zulke gevallen kunnen de letsels niet aan een enkel genotype worden toegeschreven en kan zelfs 100% eliminatie van type 16/18 onvoldoende zijn om kanker te vermijden. Met andere woorden, het aantal gevallen van baarmoederhalskanker dat alleen HPV 16/18 als hoogrisicotype bevat, is mogelijk niet hoger dan 60%, zoals bleek uit een recent bevolkingsonderzoek.” Volgens het KCE zouden de “bestaande HPV-vaccins alleen effectief zijn voor de preventie van vaccin typespecifieke HPV-infecties en de daaraan gerelateerde precancereuze cervicale lesies bij vrouwen die naïef zijn voor de specifieke HPV infectie. Bij deze vrouwen worden 46% van alle precancereuze lesies, veroorzaakt door alle HPV genotypes, vermeden.”
Om elk misverstand te vermijden, is het belangrijk te weten waarop die 46% precies slaat. Het zegt alleen iets over de preventie van baarmoederhalskanker ten gevolge van alle HPV-types op basis van de huidige gegevens over het effect van een universele vaccinatie van een populatie seksueel actieve jonge vrouwen tussen 16 en 26 jaar (en dus niet alleen het effect op de kankers veroorzaakt door de in de vaccins opgenomen types HPV 16 en 18, en zonder rekening te houden met de bonus van de universele vaccinatie van niet-seksueel actieve adolescenten). Bij vrouwen die op het moment van de vaccinatie besmet zijn met HPV 16 en/of 18 (en dus DNA-positief zijn), bieden de bestaande vaccins geen bescherming tegen de HPV genotypes waarmee ze besmet zijn. Een recente studie heeft aangetoond dat ongeveer 7% van de vrouwen tussen 15 en 25 jaar op een bepaald moment DNA-positief zijn voor HPV 16 of 18 en slechts 0,5% voor HPV 16 en 18. Over de precieze klinische effecten van de vaccinatie bij vrouwen die eerder een HPV-besmetting hebben opgelopen maar die het virus hebben geklaard (HPV-seropositief, maar PCR-negatief), ontbreken momenteel sluitende gegevens.

Besluit

Op populatieniveau bekeken (alle vrouwen, ongeacht of ze eerder al dan niet besmet werden met HPV) en wanneer men alle hoogrisico HPV-types meerekent, kan de bescherming door de bestaande vaccins op ongeveer 50% van alle baarmoederhalskankers geraamd worden. Maar de beide vaccins bieden wel degelijk tot 100% bescherming tegen die twee types die in de vaccins zijn opgenomen (HPV 16 en 18) bij vrouwen die nooit eerder geïnfecteerd werden met deze types.


Abonneer u op de nieuwsbrief