FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Tetanusprint

Waakzaamheid geboden

gepubliceerd op woensdag 1 januari 2003

Volgens de WereldgezondheidsOrganisatie worden elk jaar wereldwijd meer dan een miljoen gevallen van tetanus vastgesteld. Ze hebben een gemiddelde mortaliteitsgraad van 40%, en komen vooral voor in derde wereldlanden.

In de geïndustrialiseerde landen wordt tetanus beschouwd als een ziekte uit het verleden die dank zij de vaccinatie onder controle is. Toch is de situatie minder rooskleurig dan het lijkt. Volgens een enquête die in 2000 werd uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen zouden er in dat jaar in Vlaanderen waarschijnlijk 14 gevallen van tetanus zijn voorgekomen (zie ‘Tetanus. Vaccinatiestrategie kan beter’).
De gezondheidsenquête van het WIV (België 2001) raamt de vaccinatiegraad op 68%. Er bestaan belangrijke verschillen tussen de regio’s: 63% in Vlaanderen, 78% in Wallonië en 73% in Brussel. Ook lokaal zijn er belangrijke verschillen, zoals de hier voorgestelde studie aantoont (vaccinatiegraad 51,8%).

In de Westerse landen komt besmetting met Clostridium tetani meestal voor na een open huid- of slijmvlieswonde ten gevolge van een ongeval of na een wond veroorzaakt door een houtsplinter. Maar ook chronische wonden (zoals doorligwonden, een veneus ulcus, enz.) kunnen aan de basis liggen van tetanus. Intraveneus druggebruik is eveneens een risicofactor.

Studie over de vaccinatiegraad

Het Departement Huisartsgeneeskunde van de Universiteit van Luik en de Association des Généralistes van Sprimont hebben een studie gedaan over de vaccinatiegraad in de landelijke gemeente Sprimont met ruim 10.000 inwoners.
Voor de studie werden 960 inwoners geselecteerd van 11 jaar of ouder, van beide geslachten. Hiervoor werd een toevallige, gestratifieerde steekproef getrokken van 8 leeftijdsgroepen van telkens 60 mannen en vrouwen (11-20 jaar, 21-30 jaar, 31-40 jaar, 41-50 jaar, 51-60 jaar, 61-70 jaar, 71-80 jaar, > 80 jaar).

Er werd gestreefd naar een actieve samenwerking met de plaatselijke huisartsen die zorgden voor de opvolging van de patiënten die aan de studie deelnamen. Een reeks gegevens van de deelnemende patiënten werd geregistreerd (geboortedatum, geslacht, burgerlijke staat, beroep, sportactiviteit, tuinieren, kweken van kleinvee). Er werd een onderscheid gemaakt tussen de patiënten die een bewijs konden voorleggen van hun vaccinatie (vaccinatiekaart of medisch dossier) en de anderen.

Resultaten

Voor alle patiënten stelde de huisarts vast of :
• ze correct gevaccineerd waren (herhalingsvaccinatie minder dan 10 jaar geleden)
• de vaccinatie werd uitgevoerd
• de vaccinatie niet in orde was.

Voor patiënten die geen geschreven vaccinatiebewijs konden voorleggen, moest de geneesheer beoordelen of ze in geval van een vervuilde wonde al dan niet afdoende gevaccineerd waren. De patiënten werden verdeeld in drie groepen naar gelang hun beroepsrisico op een verwonding : laag risico op een wonde (bv. een bediende), hoog risico op een vervuilde wonde (bv. landbouwer) of matig risico op een niet-vervuilde wonde (bv. kapper). Het risico op een wonde ten gevolge van een vrijetijdsactiviteit (sport, tuinieren, kweken van kleinvee) werd op dezelfde manier geëvalueerd.
790 (82,3%) van de 960 vragenlijsten werden ingevuld. 738 bleken voldoende gegevens te bevatten. Voor elke leeftijdscategorie (met uitzondering van de groep 20-30 jaar) werd een vergelijkbaar antwoordpercentage van 70 à 80% opgetekend.
Globaal genomen bedroeg de vaccinatiegraad 51,8%. 3% van de patiënten werd tijdens de studieperiode gevaccineerd.
De vaccinatiegraad was sterk verschillend naargelang :
• het geslacht: 59,9% van de mannen tegenover 44,2% van de vrouwen,
• de leeftijd : de oudere leeftijdsgroepen waren significant minder beschermd. _ Globaal genomen was tweederde van de jongeren beschermd, tegenover slechts eenderde van de ouderen.

De statistische analyse toont aan dat het beroepsrisico geen invloed heeft op de vaccinatiegraad. Er bestaat daarentegen wel een duidelijk verband met de sportactiviteit, ongeacht leeftijd of geslacht: bij de patiënten die intensief sporten is 69,7% gevaccineerd, tegenover slechts 31,1% bij patiënten die niet of sporadisch sporten. Ook personen die tuinieren zijn significant beter gevaccineerd dan degenen die niet tuinieren: 46,3% tegenover 37,6%, ongeacht geslacht of leeftijd. Een gelijkaardig verschil werd vastgesteld bij personen die kleinvee kweken, maar dit verschil was net niet significant.

Besluiten

Deze studie bevestigt wat andere studies in het buitenland reeds hebben vastgesteld :
• de bescherming tegen tetanus daalt met de leeftijd, ongeacht het feit dat de levensverwachting blijft toenemen
• vrouwen zijn doorgaans minder gevaccineerd dan mannen.

De tetanusvaccinatie verdient alle aandacht van de huisarts. De huisarts kan een systematische preventieve aanpak ontwikkelen, bv. via het globaal medisch dossier. Om de vaccinatiegraad van zijn patiënten te verbeteren, zou hij prioritair vanaf 60 jaar de vaccinatiestatus van zijn patiënten kunnen nagaan. In tweede instantie zou hij de patiënten vanaf 50 jaar kunnen opvolgen. Daarnaast is waakzaamheid geboden bij risicosituaties voor tetanus: acute en chronische wonden, bepaalde activiteiten (tuinieren, veekweek, sport...).

Voor de praktijk

De vaccinale bescherming tegen tetanus is onvoldoende in ons land. In Vlaanderen is 37% van de bevolking niet beschermd, in Wallonië 22% en in Brussel 27% (Gezondheidsenquête 2001 van het WIV).
Voor alle Westerse landen gelden twee algemene vaststellingen :
• de bescherming tegen tetanus neemt af met de leeftijd, terwijl de levensverwachting wel blijft stijgen;
• vrouwen zijn gemiddeld minder goed beschermd dan mannen.

Bron :
C. Montrieux, G. Colette, C. Limme, L. Seidel, A. Albert, D. Giet. Evaluation de la couverture vaccinale anti-tétanique en milieu rural. Rev Med Liège 2002 ; 57 ; 2 :97-103.


Abonneer u op de nieuwsbrief