FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Epidemiologieprint

Vaccinatiegraad : Het kan beter...

gepubliceerd op maandag 1 oktober 2001

In 1999 werd een studie uitgevoerd met behulp van een random cluster sample van kinderen tussen 18 en 24 maanden om de vaccinatiegraad in de Vlaamse en de Franse Gemeenschap na te gaan. Daarbij werd uitgegaan van de gegevens op de vaccinatiekaart. Via interviews met de ouders werd gepeild naar de redenen om hun kind al dan niet te laten vaccineren. Daarbij werden een aantal socio-demografische factoren onderscheiden, waaronder geslacht en nationaliteit van ouders en kinderen, opleiding en werk van de ouders, inkomen, gezinsomvang, enz.
In totaal werden 1.110 kinderen in Vlaanderen en 1.088 in de Franse Gemeenschap geselecteerd, waarvan er respectievelijk 1.053 en 866 deelnamen aan de studie.

Vaccinatiegraad

De tabel geeft een overzicht van de vaccinatiegraad. Hieruit blijkt dat de vaccinatiegraad voor polio en de eerste dosissen DTP-vaccin bevredigend is.

Voor de vierde dosis DTP, voor Hib, hepB en MBR ligt de vaccinatie-graad te laag.

Nieuwe maatregelen moeten worden overwogen om deze vaccinatiegraad te optimaliseren (we verwijzen hierbij naar de Vlaamse gezondheidsdoelstelling nr. 5).

In Vlaanderen werd geen verband vastgesteld tussen de vaccinatiegraad en sociaal-demografische factoren, met uitzondering van de woonplaats (in één provincie lag de vaccinatiegraad voor DTPw, Hib, HepB en MBR significant lager dan in de vier andere provincies) en van het hepatitis B vaccin. De vaccinatiegraad voor hepatitis B was namelijk positief geassocieerd met het opleidingsniveau van de moeder.
De belangrijkste reden waarom het vaccinatieschema niet werd gevolgd was onachtzaamheid in hoofde van de ouders en/of de arts. Een betere opvolging van de vaccinatie door de vaccinator of de ouders (bv. een systeem van recall), zou het aantal onvolledige vaccinaties met de helft kunnen verminderen.

De voornaamste reden waarom ouders hun kinderen niet lieten vaccineren was dat ze niet overtuigd waren van de noodzaak of de efficiëntie ervan, omdat ze de te voorkomen infectie niet ernstig genoeg achtten of omdat hun arts de vaccinatie niet aanraadde. W eigeringen van vaccinatie waren zeldzaam. Een betere informatie van de ouders over Hib en HepB vaccins daartegen kan de vaccinatiegraad met ongeveer 40% doen stijgen.
Om tot een hogere vaccinatiegraad te komen, stelt 67% van de ouders voor om de vaccinaties verplicht te maken; 84% wil dat alle vaccins gratis ter beschikking worden gesteld, terwijl 66 % meer informatie wenst over vaccins en over vaccineerbare infectieziekten.
61 % van de ouders staat positief tegenover nieuwe vaccins, vooral omdat ze het belang hiervan voor hun kinderen inzien. Degenen die gekant zijn tegen die nieuwe vaccins zeggen dat er al genoeg vaccins bestaan, dat ze niet overtuigd zijn van de efficiëntie ervan of dat de infecties die door deze vaccins kunnen worden voorkomen niet ernstig genoeg zijn.

In de Franse Gemeenschap bleken de ouders meestal zichzelf verantwoordelijk te achten voor de niet- of onvolledige vaccinatie, met uitzondering van pertussis. 6% van de ouders is tegen het hepatitis B-vaccin vanwege de vermeende nevenwerkingen, 10% was niet op de hoogte van de aanbevelingen terzake, 5% was niet overtuigd van de noodzaak en 21% zei dat ze hierover niet geïnformeerd werden door hun arts. Ook de kostprijs van het vaccin bleek een hinderpaal te zijn.
Voor alle vaccins bleek de houding van de arts een belangrijke factor te zijn om het kind al dan niet te laten vaccineren, vooral voor pertussis en HepB. De meeste socio-demografische factoren bleken geen invloed te hebben. De vaccinatiegraad ligt wel iets hoger in de beter opgeleide families (voor alle vaccins met uitzondering van Hep B) en een significant lagere MBR-vaccinatiegraad werd genoteerd in gezinnen met meer dan één kind. Bij de gezinnen met een laag inkomen ligt de vaccinatiegraad lager voor de laatste dosis DTPw, Hib en Hep B.
Om de vaccinatiegraad te verbeteren suggereert 81% van de ouders om de vaccinatie verplicht te maken, 78 % pleit voor betere informatie en 80 % wenst alle vaccins gratis te ontvangen.
66% van de Franstalige ouders is voorstander van nieuwe vaccins en is ook bereid om hun kinderen te laten vaccineren. Bij diegenen die tegen zijn, zegt 20% dat er al meer dan genoeg vaccins zijn, 16 % zegt dat er onvoldoende bewijzen zijn voor hun werking of dat de ziekten tegen dewelke ze bedoeld zijn niet ernstig genoeg zijn (38 %).

Vaccinatoren

In Vlaanderen wordt 70 % van de kinderen gevaccineerd in de consultaties van Kind en Gezin, 12 % door huisartsen en 18% door pediaters. In de Franse Gemeenschap bedragen deze percentages 50 %, 7 % en 43 %. In beide gemeenschappen wordt de keuze van een vaccinator bepaald door het opleidingsniveau en de nationaliteit van de ouders : hoger opgeleide en Belgische ouders kiezen relatief gezien meer voor de huisarts en de pediater.

Studies in Vlaanderen en Wallonië tonen het grote belang aan van goede informatie en van de belangrijke rol die zowel ouders, artsen als verplegend personeel spelen om tot een goede vaccinatiegraad te komen.

B. Swennen (ULB), A. Vellinga (VUB),
Y. Coppieters (ULB), AM. Depoorter (VUB),
P. Van Damme (UA)

Praktijkinfo

Oproepsysteem en kalender.
De schriftelijke oproeping van de patiënt door de huisarts lijkt de ideale methode te zijn om de vaccinatiegraad te verhogen. Deze mogelijkheid is toegelaten door de Orde van Geneesheren op voorwaarde dat in de brief wordt vermeld dat de patiënt zich kan wenden tot een arts van zijn keuze (Bulletin van de Nationale Raad nr 48, 6/90, nr 63, 3/94).
Maar om een dergelijke oproepingsbrief te kunnen versturen, moet de arts een systeem hebben om de vervaldagen te kunnen volgen. Dat kan manueel gebeuren (bv. door het bijhouden van fiches) of beter nog elektronisch (via een speciaal programma waarin de sleutelleeftijden van de patiënten worden ingebracht).


Abonneer u op de nieuwsbrief