FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Diverse onderwerpenprint

Injecties bij kinderen : praktische wenken

gepubliceerd op zondag 1 januari 1995

I.M.-injecties worden, zowel in het hospitaalmilieu als in de ambulante praktijk, nagenoeg dagelijks toegepast door medici en paramedici op patiënten van zeer uiteenlopende leeftijd. Zoals bij elke technische ingreep kunnen er ongewenste verwikkelingen optreden. Niet alle complicaties geassocieerd met I.M.-injecties zijn te voorkomen, maar door een goede techniek zijn zij tot een minimum te herleiden.

De totale incidentie van complicaties is onbekend maar erg laag, vooral bij het toedienen van vaccins. Het toepassen van de juiste techniek is vooral belangrijk bij jonge kinderen, waar het verband tussen de verschillende anatomische structuren zeer nauw is.

1. Techniek

1.1. Lengte van de injectienaald

De naald dient lang genoeg te zijn om de spier te bereiken, maar niet te lang om het aanprikken van de onderliggende neurovasculaire structuren en het bot te vermijden.

Dijspier (Quadriceps femoris)

  • zuigelingen (< 12 maanden) : 20-25 mm • kinderen (> 2 maanden) : 25-30 mm

Deltoideus

  • zuigelingen (uitzonderlijk) : 15-20 mm
  • kinderen : 15-25 mm
  • volwassenen : 25-37,5 mm
    In de praktijk kan men zowel voor zuigelingen als voor kinderen gebruik maken van een naald van 25 mm.

Bilspier (Mm. Glutei)

  • zuigelingen : weinig ontwikkeld spierweefsel, vooral vetweefsel. Mm ontwikkelen zich vooral vanaf 2 jaar door het lopen.
  • kinderen van 2 tot 6 jaar : 25 mm; volwassenen : 50 mm.
    Men dient rekening te houden met de sterk wisselende dikte van de subcutane vetlaag. Bij volwassen mannen bedraagt die vetlaag gemiddeld 3,5 cm, bij vrouwen 6 cm. Daardoor komen IM-injecties bij volwassenen meestal in het vetweefsel in plaats van in de spier terecht. Dit is een mogelijke verklaring voor de veel lagere titer van antilichamen tegen hepatitis B en rabies na inspuiting in de bilspier in vergelijking met inspuiting in de bovenarm (bij mijn weten werd dit niet onderzocht voor andere antigenen). Daarom zijn de Mm glutei niet aangewezen voor vaccinatie tegen hepatitis B en rabies (volgens de richtlijnen van de Amerikaanse Center for Disease Control, tegenaangewezen voor vaccinatie in het algemeen).

1.2. Localisatie

Bij meerdere IM-injecties is het belangrijk dat men nooit komt tot multipele injecties op éénzelfde plaats op korte tijd: afwisseling tussen de beschikbare injectieplaatsen is strikt noodzakelijk.
 Een goede immobilisatie van het kind bij inspuiting is eveneens belangrijk.

1.3. Injectieplaatsen

Bij de keuze van de injectieplaats is de leeftijd van het kind van doorslaggevend belang.

1.3.1. Intramusculaire injecties

Vaccins IM toe te dienen: vaccins waaraan een adjuvans is toegevoegd, nl.: Difterie-Tetanus-Pertussis, Haemophilus influenzae type b, hepatitis B, rabies, influenza, pneumococcen (of s-c).

Dijspier
Voorkeursplaats bij zuigelingen (jonger dan 12 maanden). Tweede keuze bij kinderen.
- Techniek
 Plaats : bovenste-lateraal kwadrant van de dij.
 Patiëntje wordt in ruglig geïmmobiliseerd op onderzoekstafel (zie fig. 1 en 2).

De insertie van de naald gebeurt verticaal, in een hoek van 45° met het onderliggend oppervlak en met de lengteas van het lidmaat. Tijdens de injectie drukt men de laterale spiermassa tussen de vingers van de vrije hand samen.
 Complicatie (uitzonderlijk)
Pijnloze spiercontractuur met flexiebeperking in het kniegewricht en recidiverende patellaluxatie (komt meestal slechts voor na herhaalde injecties in dezelfde streek).

Bilspier
Boven de leeftijd van 2 jaar, uitsluitend bij toedienen van grote volumes (b.v. immunoglobulines).
 Techniek
 Bovenste buitenste kwadrant : lateraal van een imaginaire lijn die de spina iliaca sup. verbindt met de trochanter maior.
 Patiëntje wordt in buikig geïmmobiliseerd op de onderzoekstafel (zie fig. 3).
 Insertie van de naald : loodrecht op het onderliggend oppervlak, en niet loodrecht op het huidoppervlak.

 Complicatie
Beschadiging van de N. Ischiadicus met mogelijke blijvende neuro-musculaire sequellen (parese, contractuur, groeistoornissen ter hoogte van paretisch lidmaat). Waarschijnlijk enkel na toediening van neurotoxische substanties zoals quinine, streptomycine...

Schouder (M. Deltoideus)
Goed toegankelijk maar geringere spiermassa bij zuigelingen (-12 maanden). Daarom alleen te gebruiken bij toediening van verschillende vaccins tegelijk, voor één ervan. Eerste keuze bij kinderen ouder dan 12 maanden en bij volwassenen (alternatieven : dij- of bilspier).
 Techniek
 Plaats : halfweg een
imaginaire lijn tussen het
acromion en de aanhechting van de M. Deltoideus.
 Insertie van de naald: horizontaal, loodrecht op de lengteas van het bovenste lidmaat (zie fig. 4).

 Complicaties
Pijnlijke spiercontractuur. Beschadiging van de N. Axillaris door te sterk dorsaalwaarts en te laag in te spuiten.

1.3.2. Subcutane injecties

Vaccins : mazelen-rubella-bof, varicella, geïnactiveerd polio-vaccin, gele koorts, geïnactiveerd typhusvaccin, meningococcen.
 Techniek

  • Zuigelingen (< 12 maanden) : dij; naaldlengte : 15 mm
  • Kinderen : deltoïdeus, naaldlengte : 15-20 mm.

2. Tips

2.1. Algemene raadgevingen

 Ampul of flesje goed schudden voor optrekken in spuit;
 Bij gebruik van wegwerpspuiten de steriele naald met een kwart draai op de injectiespuit aansluiten, en pas daarna de verpakking verwijderen;
 Bij het vastzetten van de naald de injectiespuit loodrecht omhoog houden om eventuele luchtbellen te verwijderen;
 Bij opzuigen uit flesje 0,1 ml injectievloeistof extra opzuigen om luchtbellen te verwijderen;
 Na optrekken zonder verwijl inspuiten;
 Letten op vervaldatum (op verpakking, naast teken « EX »);
 Bij het insteken van de naald, de huid op de plaats van injectie met de hand aanspannen;
 Vóór de injectie de huid verschuiven om nalekken te voorkomen (bilspier en M. Deltoideus);
 Controleren of men geen bloedvat heeft aangeprikt door de zuiger iets op te trekken, en pas daarna de spuit langzaam en volledig leegspuiten;
 De naald tijdens het inspuiten niet terugtrekken;
 Vaccinvirus wordt geïnactiveerd door ether, alcohol of detergenten. Ontsmettende vloeistof laten opdrogen.

2.2. Mogelijke reacties

 Syncope steeds mogelijk (= gewoon flauwvallen) : patiënt platleggen en 30 min. observeren.
 Shock enkel na pertussis-vaccinatie : «state of hypotensive unresponsiveness» na minimum 45 min. Gewoonlijk herstel na enkele minuten tot 45 minuten. Eventueel corticosteroïden-infuus.
 Anaphylactoïde shock : uiterst zeldzaam.
Subcutaan toedienen van adrenaline (concentratie1 mg/ml); dosis 0,01 mg/kg : 3 maand - 1 jaar : 0,05 - 0,10 ml; 1-2 jaar : 0,10 ml; 2-6 jaar : 0,15 - 0,20 ml. Indien nodig na 30 min. herhalen.

Prof. Dr. R. Clara

Bron :
MMWR. January 28, 1994/Vol 43/N° RR-1.

Een uitgebreide bibliografie is op verzoek verkrijgbaar


Abonneer u op de nieuwsbrief